Zoals gevoeglijk bekend is beginnen morgen de Olympische winterspelen. Ik zal het volgen, al was het maar omdat het toch te koud is om in de tuin te werken. De natuur is op slot, de bomen en planten wachten rustig af tot het warmer wordt en de grond is te hard voor de spade, mocht ik al iets willen verpotten.
Plaid
Thuis heb ik een plaid voor het grote raam gelegd tegen de tocht die onbarmhartig door het huis jaagt. Een grote wollen deken ligt op mijn televisiestoel klaar om over mijn benen te leggen als ik licht mee zwenkend met de schaatsers de mannen op het ijs volg. Ik heb er zin in.
IJs op de sloot
Het schaatsenrijden doet me denken aan even geleden, toen we met de kinderen naar Ard en Keesie keken: rondetijden schrijvend, de geur van vers gezette filterkoffie in een Douwe Egbertsapparaat, sneeuw, ijs op de sloot.
Geluk
Vroeger was lang niet alles beter, sterker, het was vaak saai, maar ontegenzeggelijk waren we blij met minder. Er waren twee netten, er werd alleen bij hoge uitzondering in de middag iets uitgezonden. Het was genoeg. Geluk is de kunst een boeket te maken van bloemen waar je bij kan.
1936
Vagelijk herinner ik mij ook nog de Winterspelen van 1936. Iedereen weet van de zomerspelen in Berlijn. Weinigen weten dat in dat jaar de winterspelen ook in Duitsland werden gehouden, namelijk in Garmisch Partenkirchen. Ik vond er laatst nog wat beelden van op internet: Adolf Hitler in de sneeuw, toegezongen door een mensenmenigte. Het viel me op dat veel sporters, waaronder de Fransen, de Hitlergroet brachten. Van de Nederlanders weet ik het niet en misschien wil ik het ook niet weten.
Ik was vijftien, er was geen tv, we kregen af en toe berichten door via de radio of de krant. We hadden geen idee wat ons te wachten stond.