Eerst maar even het recept voor iedereen die nooit in de snackbar komt. De bamischijf is een ronde snack gevuld met een mengsel van mie, ui, prei en kruiden. En daarover zit zijn jasje van paneermeel, wat hem zo knapperig maakt.
Feitelijk is de bamischijf het ultieme voorbeeld van vernederlandsing van Aziatisch eten, net als haar familieleden, de bamibal en het bamiblok. Ze zijn er uiteraard ook allemaal met nasi.
De snacks zijn het product van een Indisch, koloniaal gerecht gemengd met de puur oer-Nederlandse behoefte om kliekjes te bewaren. En ja, frituren kunnen wij Hollanders natuurlijk als de beste.
Dat begon allemaal, zo lezen we in de Volkskrant, met de nasibal, het eerste fusionproduct van Nederlandse bodem dat op grote schaal beschikbaar kwam. Hij duikt in de archieven voor het eerst op in de jaren vijftig als ‘nasi gorengkroket’. Snackbarhouders verkochten nasi of bami en van de restjes werden ballen gedraaid of geschept met een ijsschep. Gepaneerd en wel verdwenen ze voor enkele minuten in het vet waarna een krokante snack kwam bovendrijven.
Snackbars in Nederland merken dat steeds meer klanten de bamischijf massaal bestellen. En steeds vaker is hun voorraad op. In de Achterhoek wordt nu gebouwd aan een nieuwe fabriek waar 3300 kilo aan bamischijven per uur van de lopende band moet rollen…
De reden van de populariteit wordt gezocht in de coronatijd toen mensen massaal eten bestelden, bang als ze waren om te worden besmet. Blijkbaar is toen de bamischijf weer in het collectieve geheugen teruggekomen. Andere verklaring is dat steeds meer mensen minder vlees zijn gaan eten. In een schijf van 130 gram bami zit hoogstens 15 gram vlees. En de bamischijf is natuurlijk gewoon heel lekker!
Foto: ANP en Instagram