Mijn goede vriendin Amelie verzuchtte laatst: ‘Mijn man kan dan op de bank zitten, voor zich uit staren en echt aan niets denken.’
‘Echt? Aan niets?,’ vroeg ik. Ik probeerde het me voor te stellen. Als ik in de yogaschool mijn matje neerleg en probeer om in een meditatieve mood te komen, is dat het moment dat ik me herinner dat ik nog even die moet bellen en dat mailtje moet versturen, en was er niet iemand die mijn blog op Falder had gelezen en zich afvroeg of ik wel besta? Moet ik daar nog iets mee? Ik bedoel, dat is als ik daadwerkelijk probeer om aan niks te denken.
‘Ja echt,’ zei ze.
‘Hoe bedoel je aan niets denken? Hoe kun je nou nergens aan denken?’
‘Mannen kunnen dat,’ hield ze vol.
Was het echt zo? Ik ging te rade bij mijn goede vriend Menno. Menno verhuisde vorig jaar met zijn geliefde naar een woonboot in de buurt van Den Bosch, een oude boot met een stukje land, en er moet van alles aan gebeuren. ‘Ja!,’ riep hij gelijk uit. ‘Dan spreken we af wat we in de tuin gaan doen. En dan loop ik recht op de grasmaaier af, dat zou ik gaan doen, dus ik ga het gras maaien en verder denk ik nergens aan. Maar zij heeft onderweg nog eens drie klusjes bedacht die moeten gebeuren. Daar snap ik nou niets van.’
‘Denk je dan echt alleen maar aan die grasmaaier?’ vroeg ik nog. ‘Echt?’