Rob: ‘Ik weet nog dat Rob Rensenbrink overleed, de beste linksbuiten die Nederland heeft gehad. Coen Moulijn? Arjen Robben? Piet Keizer? Nee, dit keer gaan we voor Rob. Slangenmens Rob Rensenbrink vierde zijn gloriejaren in België bij topclub Anderlecht: twee keer landskampioen, vier keer bekerwinnaar, aldaar voetballer van de eeuw, winnaar Europacup-2, winnaar van zovéel. Ook speelde hij voor Oranje twee WK-finales.
Maar sorry Rob, ook in deze column gaat het weer heel erg over die paal, dat schot tegen de paal in de finale van het WK-voetbal 1978, tegen Argentinië, in Argentinië. Het beroemdste niet-doelpunt uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis. Je zei later: ‘Het was geen gemiste kans. Tegen de paal was het hoogst haalbare’. En aan het eind van je carrière wist je al: ‘Wat ik ook allemaal heb gepresteerd, noem al die kampioenschappen, tot aan mijn dood zal ik herinnerd worden als de man die tegen de paal schoot’.
Niet tot aan je dood, Rob. Ook daarna. Jan Mulder schreef: ‘Ik zou vanmiddag naar hem toe gaan. Ik belde Corry hoe laat het gelegen kwam. Ze zei: Jan, het is vrij zinloos geworden. Hij is niet goed geworden en plotseling in coma geraakt. De kinderen en de dokter zijn er al’. Anders dan Jan Mulder verdween Rob Rensenbrink na de glans van zijn carrière in de anonimiteit. Geen auto’s en vrouwen, geen gokschandalen, geen analyse-schnabbels, buiten het veld viel hij niet op. Er kwamen soms Belgische toeristen in Oostzaan aan de deur voor een handtekening. Dan moest zijn vrouw Corry zeggen: ‘Rob is niet thuis, Rob is vissen’. Rob zei een keer in een interview, met een zucht: ‘Ja hoor, dat schot tegen de paal. Erger vind ik dat mijn bootje met hengels verleden week is gestolen’. Twee jaar geleden werd hij in Voetbal International uitgebreid geportretteerd, pagina’s lang. Alle successen kwamen langs. Pas helemaal aan het eind van het gesprek zei de interviewer: ‘Rob, by the way, klein laatste vraagje: heb jij eigenlijk wel eens tegen de paal geschoten?’. Geweldig.
Sorry, nog éen keertje. Vijftien jaar geleden hadden we op de redactie een nieuwe stagiaire. Ik vroeg hoe ze heette, ze zei: ‘Moniek Rensenbrink’. Ai. Natuurlijk zei ik niet meteen: ‘O, misschien familie van?’ Ik wilde niet zeggen wat Moniek haar hele leven al moest horen(Ooit had ik een sollicitant die Van Hanegem heette. Pas bij het afscheid nemen op weg naar de lift stelde ik de familievraag. ‘Heel in de verte’). Na twee dagen kwam ik Moniek op de gang tegen. ‘Zeg, misschien familie-van?’ Routineus antwoordde ze: ‘Nee, maar ik weet wat u bedoelt, geen familie maar ik heb wel een mooi verhaal’. Daar gingen we voor zitten. Moniek: ‘Het was in 2001. Ik was met mijn vriend on tour door Zuid-Amerika. In Buenos Aires moest ik in een hotel mijn pas afgeven. Achter de desk zat een ouwe Argentijn die langdurig mijn paspoort bestudeerde. Af en toe keek hij mij aan. Tenslotte gaf hij mijn papieren terug en zei, langzaam knikkend: ‘So, your father missed the goal in seventy-eight’.
(Ook had ik een keer een sollicitant die Van der Sar heette. Nergens over gehad)
Dit verhaal komt uit de Nagelaten Werken van hoofdredacteur, schrijver en columnist Rob van Vuure.