Als je jong bent droom je hoe je leven zal zijn. Als je oud wordt, droom je hoe je leven hàd kunnen zijn. Toen ik jong was droomde ik over een groots en meeslepend leven. Over prachtige liefdes, wegsoezen in een heerlijke roes van de drugs. Veel vrouwen voor een nacht. Over geld over de balk smijten, zonder zorgen om morgen. Interessante gesprekken tot diep in de nacht. Een meeslepende baan, waarbij ik vooral ’s nachts werkte. Over reizen, onderdompelen in vreemde culturen. Over een Olympische medaille winnen, vervolgens in de vergetelheid wegzakken, om daarna weer worden ontdekt. Over zulke dingen.
Maar tussen droom en daad school bij mij een Grand Canyon. Ik genoot volop van de hoogtepunten, maar ik kon niet tegen de onzekerheid van de dieptepunten. Liefdesverdriet, geldzorgen, katers, ruzies, ik had er een broertje dood aan. Zo werd de wilde, onstuimige snelstromende rivier, die ik voor mij zag, in de praktijk net zo rimpelloos als de vijver in een stadsplantsoen. Inclusief kwakende eendjes.
Postuum
Zo af en toe word ik ruw wakker geschud over mijn levensdromen van vroeger. Zoals vanmorgen toen ik de krant las: een postuum over Mark Wessels. Nee, ik kende hem niet. Mark mocht maar zo’n 73 jaar op deze wereld verblijven. Maar hoe! Mark was Provo, kunstenaar en ontwikkelingswerker. Hij was een aanhanger van de vrije liefde en verwekte negen kinderen bij zeven vrouwen. Hij was artistiek leider bij het Amsterdamse Paradiso. Mark ontwikkelde een grote therapeutische bol, waar je je hoofd tegen aan kon houden om je beter te voelen. Hij organiseerde een kosmische happening tijdens de maanlanding met een wand vol TV-toestellen. Oh ja, hij richtte ook nog een ziekenhuis op en maakte een wereldreis samen met met een zeilboot.
Een volgend leven
Tot zover zijn hoogtepunten. Over de dieptepunten wordt in dit postuum met geen woord gerept. Maar wie zo vaak zijn nekt uitsteekt, zal die ongetwijfeld hebben gekend. Mark moet een doorzetter zijn geweest. Iemand die door muren kon gaan. Die zich niet liet wegblazen door een beetje tegenwind. Ik lees hier over een leven, waar ik als jong jochie van droomde. Wat zou jij veranderen als jij het over mocht doen? Als ik later bij God ben en hij deelt nieuwe levens uit voor de volgende reincarnatie, zal ik zeggen: deze keer iets meer doorzettingsvermogen. Iets lakonieker. Iets meer zelfvertrouwen. Iets meer trouw aan mijn gevoel. Iets meer als Mark Wessels alstublieft.
Groots en meeslepend, wie nog meer?
Jan Cremer:
In zijn boek Sirenen beschrijft hij zijn grote liefde uit zijn leven: Loesje Hamel: de hoogbenige mannequin Loesje Hamel. In de jaren zestig beleefde hij met haar de mooiste momenten. Het was de hemel. Maar ook de meest vreselijke ruzies, de hel. Nu op oudere leeftijd beseft hij: hij heeft zijn grote liefde laten lopen, door zijn eigen vluchtgedrag en ontrouw.
Ramses Shaffey:
Zijn liedje ‘Laat me’ spreekt boekdelen. Niet sparen, je geld spenderen dat je hebt en maar zien wat de dag erna brengt
Keith Richards, drugs, drank en Roll. Lees zijn biografie, waarin hij schreef: Wat we toen allemaal hebben meegemaakt, konden John noch ik ons herinneren. Welke drugs we toen namen, vraag het me niet, maar het moet uitzonderlijk spul geweest zijn. Lees daarna het hoofdstuk waarin hij probeert af te kicken en zijn lichaam aan alle kanten protesteert.
Herman Brood:
Popartiest, dichter, schilder. Vele liefdes. Zelfs zijn dood was groots en meeslepend, toen hij zich van het dak van het Amsterdamse Hilton stortte.
Hendrik Marsman, dichter:
‘Grootsch en meesleepend wil ik leven. Hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis! Zie naar mijzelf. ik heb in mijn jeugd, mijn leven verslingerd aan duizend dingen, van felle en vurige namen, oproeren, liefdes, en wat is het alles tezamen nu nog geweest? Over hoeveel zal ik mij niet blijven schamen, hoeveel is er dat misschien nooit geneest?’