Ken je dat gevoel tijdens een popconcert? Dat die hele leuke zangeres elke keer jouw blik zoekt. Dat ze eigenlijk alleen voor jou aan het zingen is. Dat ze knipoogt en met haar ogen zegt: ‘Hi boy, please knock on my door of my dressing room and let’s make an unforgettable afterparty after the concert.”
Datzelfde gevoel heb ik van jongs af in magazines met fotomodellen die heel zwoel de lens in kijken. Naar mij. Ja écht, ze kijken zo voor mij. Als ik op ze op straat tegen kom, vallen ze vast zo in mijn armen.
Als ik zin in hen heb tenminste. Als ze niet in de smaak vallen, hebben ze pech gehad en ga ik niet mijn charmes in de strijd gooien. Zo dat ik toen ik twintig was. Dat dacht ik toen ik veertig was. En eigenlijk denk ik dat nog steeds nu ik zestig ben.
Hoewel, de laatste tijd, bekruipt me meteen een tweede gedachte: die dames die zo leuk lachen in de lens, die zijn jonger dan mijn dochter en net zo oud als mijn zoon. Die lachen niet naar mij, maar naar mijn zoon. Mocht mijn zoon een fantastisch exemplaar weten te strikken, en hij brengt haar naar huis, dan werpt ze me hooguit een leuke blik toe, omdat ik de vader ben van die fantastische zoon.
Hoge hoed
In hun ogen ben ik een oude man, die net zo goed een hoge hoed kan opzetten en gebukt over straat gaat met een wandelstok in de hand. Gek, hoe de geest je zo op het verkeerde been zet. Want eigenlijk voel ik me nog zo jong als veertig jaar geleden. Het is de omgeving die je een spiegel voorhoudt en je terugvoert naar de harde realiteit.
Toen Peter Koelewijn destijds zong: ‘Je wordt ouder papa, geef het maar toe, je wilt er alles aan doen, maar je weet niet hoe’, hoorde ik de woorden, maar nu voel ik ze pas.
Sterker nog, ‘Je wordt ouder opa’, is nu passender.
In mijn hoofd daalt langzaam maar zeker het besef, welke plaats ik in de maatschappij inneem. Ik ga in vervolg maar plaatjes kijken in de Libelle. Als die dames in de camera lachen, is dat nog steeds bestemd voor mij.
Toch?
Ga me nu alsjeblieft niet vertellen, dat ik voor hen ook al te oud ben.