Moeten we niet nadenken over een nieuwe bank?
Het zijn de gevreesde woorden van een echtgenote die alles wil herdecoreren. Nu, tijdens corona, probeert zij mij definitief in een klusser (klusopa) te veranderen.
Ik gebied u, waarde Falderaar, dit verslag met een open hart te lezen. Sluit uzelf niet op in ongeloof. Het is waar. Voor de buitenwereld is mijn vrouw een hele alledaagse verschijning. Een doodnormale mensenvrouw, die ademt, beweegt en belasting betaalt. Als u haar zou tegenkomen op straat zou u wellicht niet eens opkijken. U zou geen flauw vermoeden hebben van al het kwaad dat langs u treed in de supermarkt of kapsalon. Neen, slechts wanneer zij thuis is, in zelfisolatie, met de gordijnen dichtgetrokken komt de ware aard, het gruwelijke beest naar buiten. U heeft het wellicht al geraden, mijn zware last: mijn vrouw verandert in een Binnenhuisarchitect! Het geluid van donder klinkt gelijktijdens deze woorden tussen uw oren.
Voor corona bleef de omgooi-ambitie van mijn vrouw binnen de perken. Af en toe schilderde ze een muur op een regenachtige zondag, of schafte ze een nieuwe stoel aan en een ‘Perzisch tapijt’ (gekocht op een garenmarkt van een Marokkaanse man die overduidelijk nog nooit in Iran geweest is, maar goed, eens een Perzisch tapijt is altijd een Perzisch tapijt – zelfs als het gemaakt wordt door twee roomblanke Hollanders in Zaandam). Nu iedereen verplicht in thuisisolement zit echter, is het beest wakker. Plannen die zij voorheen niet eens uit haar droombestand durfde te halen, (en uit de nachtmerries van de man) worden nu daadwerkelijk in uitvoering gebracht.
Wie na de coronaperiode mijn huis binnenkomt, zal werkelijk niks herkennen. Net als mijn vrouw, is het huis van buiten onveranderd gebleven, maar is het van binnen alsof er een binnenhuisarchitect is geëxplodeerd. De voordeur is als die kast van Narnia, waardoor je, met een voet over de grauwe Hollandse drempel in een nieuw land terechtkomt. Een land met een wereldtentoonstelling aan diversiteit. Waarin het niet verrast dat een Zweeds meubelstuk rust op een Iranees tapijt naast een jungleplant. Welkom in Narnia.
Als je het zo leest, dan klinkt het helemaal niet zo erg. Natuurlijk, het is knap irritant dat je, elke keer dat je naar de supermarkt gaat, niet zeker bent of je je bed nog wel kunt vinden als je terug bent. En het is ook heus niet fijn om een algehele aanval op je zintuigen, middels betonboren en verfgeuren, te moeten doorstaan. Maar, je krijgt er veel moois voor terug. Het huis ziet er piekfijn uit. De Ikea showroom ontwerpers zouden tranen in hun ogen krijgen. Waarom is het dan zo vervelend? Nou, mijn vrouw wil dat ook ík verander in een klusser, die met talloze Ikea bouwpakketten haar droom bouwt. Haar droomman is klusopa.
Bewijsstuk A: jarenlang was ik kennelijk blind, ik had geen idee dat onze betrouwbare kledingkast écht niet meer door de beugel kon. Een helse tocht begon. Twee weken lang hebben we (ik) gezwoegd. De nieuwe kast was een gevaarte uit de IKEA (What else?), met vier glanswitte schuifdeuren en talloze schuifsysteempjes voor sokbergingen. Het IKEA instructieboekje is een humanitaire misdaad. Wie ooit een IKEA schuifdeursysteem heeft moeten construeren weet waar ik het over heb. Het geheel is ontworpen door een Zweed die de wereld wil zien branden. Met tranen in mijn ogen, en een schroevendraaier in mijn hand heb ik bijtijds overwogen of het niet makkelijker zou zijn mijn oude kast terug te halen van de vuilstort, en de nieuwe kast door de ruit van de IKEA te flikkeren. De hele tijd zat naast mij, mijn vrouw, die ‘aanwijzingen’ gaf en met een peinzend hoofd naar me keek tot ze mij op een constructiefout kon betrappen. Vaak had ze nog gelijk ook. Wie ooit bedacht heeft dat klussen een mannending was, is waarschijnlijk een vrouw geweest – zo hoefde ze het zelf nooit meer te doen. Een beetje zoals honden ons zo ver hebben gekregen om hun poep op te ruimen met een flinterdun plastic zakje – terwijl we ons nog superieur voelen ook. Korte tijd overwoog ik zelfs om mijzelf maar direct in de kast op te sluiten. Een mausoleum, waar ik eindelijk rust zou krijgen.
Met elk kleine houten staafje dat ik in een veel te nauw gat moest proppen voelde ik mijn mannelijkheid door mijn poriën naar buiten glippen. Ik heb mij zelden zo’n jongetje gevoeld als toen mijn vrouw mij er belerend op wees dat ik het schuifdeurrolletje in de verkeerde rails had gelegd.