Voor veel ouders boven de 50, die in de jaren ’70, ’80 en ’90 zijn opgegroeid, is het een schokkende realiteit: de wereld waarin zij zichzelf hebben opgewerkt, lijkt voor hun kinderen onoverkomelijk. Terwijl deze generatie hard heeft gewerkt om te genieten van een comfortabel leven, zien ze nu dat hun kinderen steeds meer moeite hebben om dezelfde welvaart te bereiken. Een van de meest verontrustende aspecten van deze ontwikkeling is de onbereikbaarheid van de woningmarkt, waar vooral starters in het nauw komen.
De woonkloof
Volgens cijfers van het Hypotheken Data Netwerk groeit de ongelijkheid op de woningmarkt gestaag. Starters hebben gemiddeld zo’n € 42.000 aan eigen inleg nodig om een woning te kunnen kopen. Dit is een schokkend bedrag voor veel jonge volwassenen, die vaak nog bezig zijn met het opbouwen van hun carrière en het afbetalen van studieschulden. Ter vergelijking: doorstromers, die al een huis bezitten, hebben met een gemiddelde eigen inleg van € 35.000 toegang tot woningen die vaak bijna € 600.000 kosten.
Deze cijfers illustreren de groeiende woonkloof tussen diegenen die al een woning bezitten en degenen die voor het eerst de woningmarkt betreden. Het is niet verrassend dat kinderen van rijke ouders aanzienlijk meer kans hebben om succesvol een huis te kopen. Met voldoende beginkapitaal kunnen zij de woningmarkt betreden zonder de zware financiële druk die anderen ervaren.
Complex
De opkomst van een nieuwe klasse van woningbezitters, laat zien dat de traditionele route naar financiële stabiliteit en eigendom steeds verder buiten bereik komt voor de gemiddelde jongere. Oplossingen voor dit probleem zijn complex en vereisen niet alleen individuele actie, maar ook een collectieve inspanning om het woningbeleid en de economische omstandigheden te verbeteren.
Beeld: Freepik