Je zit in een Texels bungalowpark naar de regendruppels op het raam te kijken. Hoe kwam je hier terecht?
Je was ooit een man. Je reed snoevend langs de Nederlandse vakantieparken. Je voelde een superieur soort medelijden met vaders die (met een hoofd rood van de bloeddruk) een schare schreeuwende, irritant enthousiaste kinderen probeerden te temmen. Nu ben je hier: een bungalowpark, te Texel. Een uniek soort hel.
De poort die de ingang markeert zou, als de winkel zou uitbreiden naar constructie, absoluut bij de Xenos te koop zijn. In een stoet van Volkswagen Polo’s – tot op de rand gevuld met regenjassen, kaartspelletjes en op hol geslagen kinderen – rijdt je naar jouw toegewezen bungalow. Onderweg zie je een enkele Harley Davidson; een man die zijn lot nog niet heeft geaccepteerd. Overal om je heen zijn tekenen dat je moet omkeren, dat je iets gruwelijks te wachten staat. Alle mannen zijn geherprogrammeerde onderdelen van een collectief bungalowbrein, achter elk caravanruitje schuilt een Koefnoen-vrouw.
Als je terugdenkt aan dit moment, heb je een gelijke reactie als wanneer je een horrorfilm met een extreem domme hoofdpersonage kijkt (“Keer om! Ga niet in je eentje die donkere kelder in!”). Maar op de een of andere manier realiseer je je dit allemaal later pas. Je was druk bezig het enorme labyrintachtige park te doorkruisen, terwijl je met één hand je vechtende kinderen op de achterbak uit elkaar hield.
Als je eenmaal achter het rechthoekige raam van je stacaravan (in de brochure stond chalet) zit – kinderen met handdoek zo groot als het lichaam over hun schouders geslagen richting het zwembad, vrouw op weg naar de Jumbo die niet (zoals beloofd) op loopafstand is – besef je dat je je in het gebied tussen mannelijkheid en vaderschap bevindt; in het overlappende gebied van de cirkels vaderschap en mannelijkheid in de Venn diagram van je leven.
In de komende dagen zul je badmintonnen. En zwemmen. En met grote belangstelling de vieze harige Afghaanse windhond van de buren aaien. In het begin doe je alsof. Maar tegen het eind van de bungalowvakantie is de grens tussen realiteit en pretentie vervaagd: je bent niet langer een man, je bent een white-trash-bungalowvader.
Ja..je was ooit een man, en gedroeg je daarnaar. (Je had geen brommerrijbewijs maar reed tóch op de Puch van een vriend. Je zoende ooit een meisje waarvan je de naam niet wist. En je rookte ooit een sigaret met Barry Hay na een Golden Earring show.) Nu ben je hier. En het ergste is: stiekem vind je het best relaxed.