Als kind woonde ik in Suriname, dat toen nog een officiële kolonie was en waar Sinterklaas dus ook in kapitalen op de kalender stond. Wie er op 5 december de Goedheiligman moest spelen, was natuurlijk een no-brainer: mijn vader, oftewel: de dichtstbijzijnde bakra. Voor mij was – als enige witte kindje op de Prakriti-school in Paramaribo – helaas geen enkele rol weggelegd, want pieten waren er al plenty. Eenmaal terug in Nederland ging het overigens precies andersom: de enige vier Creoolse jongens op mijn basisschool hadden jarenlang het zelfgekozen monopolie op het pietenschap.
Vrijdagmiddagborrel
Maar voordat we in een al dan niet gesubsidieerde Pavlov-discussie verzanden, wil ik het hebben over een ander Sint-fenomeen in de seventies: Sinterklaas onthalen op een exotisch dier in plaats van die standaard-Schimmel. Meest gebruikt was de kameel, maar mijn vader – inmiddels sosjaal werker bij een gezinsvervangend tehuis – en zijn collega’s hadden bedacht dat een Sinterklaas-intocht met een dwergnijlpaard wellicht geinig was voor hun zorgpupillen. Tuurlijk, ja, doen we, riepen ze dus bij een brainstorm tijdens de vrijdagmiddagborrel, die trouwens ook op donderdag, woensdag, dinsdag en soms ook op maandag plaatsvond. We hebben het hier namelijk nog steeds over de nogal losse jaren zeventig, een iets minder verkrampte tijd dan nu. Hoewel? Vaak moest ik van mijn moeder mijn vader daar overigens tegen zessen wel weer uit de recreatieruimte vissen, maar dan werd ik door hem weer succesvol omgekocht met patat en cola.
Billentik-jasjes
Goed, we dwalen af. Dat nijlpaard hoefden ze niet uit Afrika te importeren. Circus-icoon Toni Boltini verhuurde er toen ééntje, Hugo de Hippo. De antecedenten van het Afrikaanse beest hadden ze echter niet onderzocht. Hugo was namelijk nogal een escape-artist, die het bij evenementen in heel Nederland al op een draven had gezet, waarbij hij niet zelden in een gracht (Breda) eindigde. Dus ook hier bij ons op de Helperhaven ontsnapte de beruchte babynijlpaard en wilde hij zijn trailer niet in. Nog zie ik helder voor mij, hoe al die jeugdzorg-hippies met hun wapperende leren billentik-jackjes én haren in paniek achter Hugo aanfietsten. Later die dag kreeg mijn vader bij het terugbrengen van Hugo in de aanhangwagen bijna een bon wegens belediging van een motoragent, die na een staande houding nieuwsgierig vroeg: wat heeft u daar achterin? ,,Gewoon, een Nijlpaard…’’ Die bekeuring kreeg hij trouwens niet, want dit waren immers de seventies.