15-20 jaar
Toen Boudewijn de Groot het testament van zijn jeugd bezong, was hij 23 jaar. Ik als melancholiek puber van rond de 15 dacht destijds; ja inderdaad als je zo oud bent, zeg dan maar ‘dag met je handje’ tegen je jeugd.
20-30 jaar
Toen werd ik twintig, had vriendinnen, ontmoette de dame die later mijn vrouw zou worden. Stuk voor stuk zorgde dit voor een enorme boost aan hormonen. In welke mix weet ik niet precies, maar dit leverde sterke staaltjes van baltscreativiteit op, waar ik nu nog steeds trots op ben. Nee, mijnheer De Groot, ik had nog geen reden om het testament van mijn jeugd te bezingen.
30-40 jaar
Tussen mijn dertigste en veertigste werden mijn kinderen geboren. Ja, papa ging met ze rennen, deed spelletjes met ze, trok gekke bekken, leerde ze lopen/fietsen/schaatsen, bracht ze naar school. Alles voor een onbetaalbare kinderlach. Ik was kind tussen mijn kinderen.
40-50 jaar
Mijn moeilijkste jaren? Zo terugkijkend lagen die tussen de veertig en vijftig. Ja, ik viel in het mes van de midlifecrisis. De echtelijke relatie was hobbelig, kinderen gingen meer en meer op eigen benen staan en hadden mij niet meer nodig. Veel saaie collega’s en een ‘is-dit-nu-alles’ -gevoel op het werk. Vriendschappen werden sleets.
50-60 jaar
Toen kwam de periode tussen de vijftig en de zestig, Mijn beste jaren ooit. Zat goed in mijn vel, kende mijn zwakke en sterke punten door en door. Dit vormde de basis voor een loopbaanbreuk. Ik zei mijn baan op begon voor mijzelf. Maakte, toeval of niet, die jaren heel veel nieuwe vrienden.
Op mijn zestigste gaf ik een megaparty met een huis vol mensen, waarvan ik hield en die van mij hielden. We lachten, dronken en dansten tot het licht aanbrak. Heb ik me ooit jonger gevoeld?
15 jaar
Waar vind je de fontein van de eeuwige jeugd? Bij de mensen dicht om je heen, waarvan je mag houden en die van jouw houden. Klinkt simpel, klinkt als een cliché, maar echt: alles is liefde. Had ik dit al maar geweten, toen ik die melancholieke puber van 15 was.