Vandaag kreeg ik een telefoontje van de huisarts. Ik nam net een hapje van mijn Brinta-papje, dat ik tegenwoordig eet tussen de middag. Dat was meteen mijn laatste hap, daarna had ik geen trek meer. Ze vroeg me of ik beademd wilde worden op de Intensive care. Wat een vraag. Stel dat ú beademd kunt worden, wat zou ú dan zeggen? Ik kan me voorstellend dat elke hap extra lucht, op het moment dat u bijna stikt, stukken beter smaakt dan mijn Brinta-papje nu.
Kent u mijn lichaam dan?
Zo dacht ik er voor mijzelf ook over. Dus ik zei tegen mijn huisarts: ‘túúrlijk’ wil ik beademd worden, u niet dan? Het werd even stil aan de andere kant van de lijn. Toen legde ze me uit, dat ik nauwelijks kans heb om het er levend af te brengen in dat stadium. Dat een dergelijks behandeling waarschijnlijk veel te zwaar zou zijn voor lichaam. ‘Hoe weet u dat?’ Kent u mijn lichaam dan mevrouw?’ zei ik tegen mijn huisarts. ‘Ik ben er nog steeds heel tevreden over.’ Of ik er in elk geval over wilde nadenken, krijg ik van haar mee. Het zou ook zomaar kunnen zijn dat artsen straks de keuze voor mij maken, als alles vol zit op de Intensive Care. Het is dan beter als ik het in eigen hand hou, zo dacht ze nog even met mee.
Van zulke meedenkers mogen ze van mij de gracht dempen. Maar ik zit er wel mee. Ik pieker me suf al de hele middag. Wat ga ik doen? Ik weet het nog niet. Omdat de dobbelstenen statistisch voor mij verkeerd vallen, moet ik nu al over mijzelf het doodvonnis uitspreken. In feite is Corona voor mij net zo dodelijk als de pest. Wie jong is, heeft de toekomst en krijgt voorrang. Tuurlijk gun ik elk jong iemand een prachtig leven. Ik snap het wel. Maar ben ik asociaal als ik dan toch voor mijzelf kies? Ik heb niet in de kast nog een reserveleven hangen, of zoiets. Heb ook in mijn aanrechtkastje gekeken, maar daar trok ik evenmin iets van een extra leven. Als ik dood ben is alles over, is er alleen het ultieme niets. Geen kleinkinderen meer, geen daghap bij de kroeg, geen krasloten, geen Surinaamse buren, zelfs geen bordje Brinta meer. Dus laat mij voorlopig maar even hier blijven. Ik wil genieten tot mijn laatste puf.
Hoe kan zo’n dokter nu ook vragen wat ik straks wil. Ik voel me nu hartstikke goed. Laat ze het nog maar een keer vragen als ik straks ziek ben. Dan piep ik wel anders denk ik en zou ik zomaar kunnen zeggen: laat maar, voor mij tien betere. Ik ben het zat en geef de pijp aan Maarten.
Vind je dit een leuk bericht? Like dan onze Facebookpagina
Volg ons op Twitter: @FalderNL en mis niets dat elke dag leuk, interessant of tof is.