Marianne, zijn vrouw, blijft thuis. Karel voelt de behoefte aan een moment voor zichzelf. Niet omdat hij zijn vrouw niet mist, maar omdat hij haar juist extra waardeert in afwezigheid. Soms moet je even weg van alles om je eigen gedachten helder te krijgen.
Karel herinnert zich de winters die hij samen met Marianne in Parijs doorbracht. De geur van versgebakken baguettes in het Marais, het getik van regen op de Seine terwijl ze schuilden onder een brug. Het was een tijd van dromen, plannen en veel lachen. Samen struinden ze door kleine boekhandels, zoals Shakespeare and Company, en kochten ze wijn waar ze thuis nog maandenlang van nagenoten. Die herinneringen maken de stad niet alleen romantisch, maar ook beladen.
Maar nu, alleen met zijn gedachten, wordt Parijs een spiegel voor zijn ziel. De stad voelt anders. Dezelfde straten lijken breder, de bruggen kouder, de mensen haastiger. Toch is het precies die afstand die hem de ruimte geeft om na te denken. Wat heeft hij bereikt? Wat wil hij nog? Karel voelt een licht verdriet, maar ook hoop. Het is alsof de stad hem fluistert dat het oké is om stil te staan bij wat was en wat nog komen kan.
Met een glas rode wijn bij een kleine bistro aan de Rue Cler staart hij naar de voorbijgangers.
Hij denkt aan de goede jaren met Marianne en vraagt zich af of hij haar dit weekend zou moeten bellen. Hij besluit het niet te doen. Dit is zijn moment. Om zijn liefde voor haar opnieuw te definiëren en om te bedenken hoe hij de toekomst wil invullen.
In december, met de stad gehuld in lichtjes, realiseert Karel zich dat het leven niet gaat om altijd vooruit rennen, maar soms om stilstaan en ademen. Parijs biedt hem die ademruimte, samen met een vleugje melancholie en een flinke dosis inspiratie.
Foto: Getty