‘Midden in de nacht kan ik lopen schelden en tieren tegen zijn foto op de schoorsteenmantel.’
‘Maanden- en maandenlang liep hij met pijn in zijn lijf. Eerst klaagde hij over een beetje maagpijn, maar dat beetje werd erger. Zo erg dat hij er krom van was gaan lopen. Zo erg dat de paracetamol niet meer aan te slepen was en hij amper nog sliep van de pijn. En al die ellendige maanden riep ik dat hij naar de dokter moest. Ik smeekte hem op een gegeven moment om eindelijk eens naar de huisarts te gaan, maar hij wilde niet, weigerde om een afspraak te maken. Want hij was ervan overtuigd dat het zijn galblaas was die de pijn veroorzaakte (Joost mag weten hoe hij ooit aan dat verhaal gekomen is) en hij had het steeds te druk met zijn werk om er even tussenuit te kunnen – voor een operatie.
Toen de pijn onhoudbaar werd en hij gewicht ging verliezen kon hij niet langer zijn kop in het zand steken en belde hij naar de huisarts. Die verwees hem meteen door en daarna ging het snel.
Binnen drie weken kreeg hij de diagnose pancreaskanker en die was meteen zo dramatisch dat de specialist hem terugverwees naar de huisarts voor de nodige pijnbestrijding omdat hij niets meer kon doen. Drie tot maximaal zes maanden had hij nog, was de verwachting, maar na twee maanden was het over en uit.
Kop in het zand
Als ik ’s nachts wakker lig van verdriet en wanhoop over hoe dat nou moet met de rest van mijn leven, pieker ik erover dat het heel anders had kunnen lopen als hij niet zijn kop in het zand had gestopt maar een halfjaar eerder naar de dokter was gegaan. Wie weet was de pancreas dan operabel geweest en de lever nog niet aangetast. Wie weet hadden we dan een aantal jaren extra gekregen. Om eindelijk eens samen te zijn zonder alsmaar zijn werk dat bovenaan stond. Om samen nog iets te kunnen ondernemen en de nodige voorbereidingen te kunnen treffen voor als hij er niet meer was. Meer tijd voor het afscheid van kinderen, familie en vrienden in plaats van meteen bij de diagnose al doodziek zijn en nog amper kunnen eten en drinken.
'Als ik denk aan hoe het ook had kunnen lopen...'
Als een schim
Als ik denk aan hoe het ook had kunnen lopen als hij me wel had willen horen en wel veel eerder naar de dokter was gegaan, dan word ik soms met terugwerkende kracht razend op hem. Midden in de nacht kan ik lopen schelden tegen zijn foto die als een schim op de schoorsteenmantel staat.
Vloekend en tierend sta ik daar dan. Totdat de tranen komen en het weer morgen is. Dan verandert de razernij in schuldgevoel omdat ik zo tegen hem tekeerging. En dat voelt nóg erger.’