Deelder was een kunstenaar van de oude stempel, zou je kunnen zeggen. Old school. Ongenuanceerd, grofgebekt (‘Pleur toch op!’), diepzwart, Rotterdams en anti-020. ‘Amsterdammers zijn aardige mensen. Ze hebben een goed hart – het moest alleen gekookt op hun rug hangen. En dan liefst zo laag dat de honden erbij kunnen.’
Een jongen van de straat die alles omzette in zijn eigenzinnige taaltje. Deelder was drugs, rock ’n roll, jazz en Sparta. Stijlicoon in zwart. Vlinderbril en suède laarsjes, lange leren jas, zwartgelakte nagels.
‘Geen geld/ Geen vuur/ Geen speed/ Geen krant/ Geen wonder/ Geen weed/ Geen brood/ Geen tijd/ Geen weet/ Geen klote// Geen donder/ Geen reet.’
Deelder was ongrijpbaar. Een man die zich van niets of niemand iets aantrok. We kunnen natuurlijk niet allemaal kunstenaar zijn, maar een flinter van zijn durf en ego aanmeten is voor elke man een noodzaak. Zeker als we richting 60 jaar gaan. We worden dan niet langer geraakt door de wereld, wij zijn de wereld. ‘Je moet wel het gevoel hebben dat je onsterfelijk bent.’ Deelder dacht heel lang dat hij werkelijk onsterfelijk was. ‘Niemand heeft het eeuwige leven, hoewel ik er in mijn geval aan twijfel.’
Dus wij van Falder kunnen er kort over zijn: wij vinden dat elke man – zeker hij die richting de 50 stuurt – minimaal 1 keer een gedicht moet schrijven (nee, dat is niet gay), 1 keer in een zwart pak naar zijn werk moet gaan, 1 keer een wedstrijd van Sparta op het kasteel moet bijwonen, 1 keer speed moet gebruiken, 1 keer intensief naar jazz moet luisteren (oké, dat is een uitdaging) en 1 keer bij de slager of bakker moet roepen: Pleur op, zo duur?
Deelder leefde op speed en gin-tonics. Luisterde naar jazz, zijn levenselixer. ‘De nazi`s hadden één gebrek: ze hielden niet van jazz.’ Onvoorstelbaar dat je zoiets durft te zeggen! Tegelijk kenmerkt dat de moedige kunstenaar in hem. Onverstoorbaar dwars en de burgerlijkheid in het kruis trappend. Een middelvinger aan ons allen.
Je maakt uiteindelijk nooit veel vrienden. Als er uiteindelijk vijf echte vrienden overblijven, ben je al rijk gezegend.
Een man die niet past in een ordelijke maatschappij, met regels en wetten die hij als kunstenaar juist altijd ontstijgt. ‘Ik zie altijd wel waar het schip strand. Al dat gedoe met planmatige gedoe – nee. En ik moet ook de georganiseerde maatschappij nog al die tijd van me af zien te houden. Dat vereist ook een zekere creativiteit.’
Deelder zelf was misschien wel een weg voor velen. ‘Zelf orde scheppen, een weg banen. Je hebt mensen die banen een weg, je hebt mensen die een weg volgen en je hebt mensen die zíjn de weg.’
En onsterfelijk is hij toch uiteindelijk toch, zo blijkt. ‘Volgens mij gaat het licht aan als je doodgaat, niet uit’
Jules, rust niet zacht!
Bronnen: Esquire
Foto’s: NOS en Pinterest
Vind je dit een leuk bericht? Like dan onze Facebookpagina
Volg ons op Twitter: @FalderNL en mis niets dat elke dag leuk, interessant of tof is.