Toen Donald Trump in 2015 door de Amerikaanse politiek trok als een vleesetende bacterie door een oorlogshospitaal, bleven Amerikaanse experts spottend ongelovig.
Hysterische republikeinenvrouwtjes met mooi haar werden tot hun woede weggelachen. Hij zou nooit winnen. Met houten tanden en gedeukte geloofwaardigheid moesten experts die november echter toegeven het fenomeen toch onderschat te hebben. Trump won, en had de Republikeinse partij in zijn golftas.
Er begon een verklaringswedloop. Als insecten kropen pundits over elkaar heen om verkiezingsanalyses naar de mierenhoop van kennis te torsen. Populisme, xenofobie, nativisme, racisme, seksisme! En nog een hele hoop andere -ismes! Allemaal plausibele theorieën, zo besloten wij (gebaseerd op weinig, grenzend aan niks) vanachter een beregend naam in de provincie Noord-Holland. Maar nu blijkt dat ik het al die tijd mis had. Trump is namelijk voornamelijk verkozen… vanwege zijn mannelijkheid.
Ja, beste mensen, jullie dachten dat beleid, betrouwbaarheid en competentie de leidende factoren van verkiezingskeuze waren! De wetenschappers van Penn State proesten en bijten op hun vuisten. Wat had u het mis! Namelijk, mannelijkheid stuurt beslissing.
Een studie met meer dan 2.000 participanten naar het kiesgedrag van Amerikanen tijdens de verkiezingen van 2016 en 2020 concludeert dat zogenaamde hegemoniale mannelijkheid de stemkeuze kan voorspellen. Hegemoniale mannelijkheid is een onnodig dure benaming voor het geloof dat mannen beter zijn dan anderen; dominanter, krachtiger, slimmer en competenter. Hoe meer kiezers geloven in dit beeld van mannelijkheid, hoe groter de kans dat ze op Trump hebben gestemd in de twee jongste presidentsverkiezingen.
En hegemoniale mannelijkheid heeft niet alleen effect op stemkeuze, het blijkt de grootste factor te zijn in de keuze voor wie men stemt.
Waarom? Nu komt-ie: omdat stemmers Trump een sterke man vinden. En dat imago komt niet zomaar uit de lucht vallen. Of het nou zijn muziekkeuze (Trump was verzot op het gebruik van nummer Macho Man tijdens zijn rallies, echt waar) of het heroïsch afdoen van een mondkapje is, Trump doet keihard zijn best om als testosteronbom in de notulen te staan.
Dat was ook merkbaar in de manier waarop hij over zijn tegenstanders praatte. Joe Biden was een zwakkeling die geen kracht kon tonen, Marco Rubio was maar een klein jongetje, Hillary Clinton was, tja, een vrouw. Hoe vaak hebben we Trump niet op een vliegdekschip – zijn blonde haar een aureool in het zonlicht, en zijn rode stropdas wapperend in de wind als een cape – voor de Amerikaanse vlag zien poseren? Er zijn talloze voorbeelden te noemen: de Amerikaanse president dreigt dictators op te blazen als ze niet meewerken, hij grijpt vrouwen bij hun poes, hij heeft geslachtsrelaties met pornosterren, en eet hamburgers in the oval office.
En denk maar niet dat het peniseffect alleen maar voor Amerikanen geldt. Denk eens aan Rusland, waar de leider, als hij niet bezig is Europa aan te vallen, topless op paarden rijdt en op beren schiet met grote pistolen.
Oké, dat laatste is speculatie. Maar zie je het ‘m niet doen? Van Egypte tot Hongarije, en van Hongarije tot Noord-Korea. Het volk houdt van de sterke man.
Dat belooft wat voor november als we weer naar de stembus gaan. Zou Caroline van der Plas stiekem in haar grote boerenhanden gniffelen? Maar welke kans maakt Kaag nog in deze wetenschap? Sowieso alle vrouwelijke kandidaten. Of is Nederland anders? Hebben we helemaal geen gevoel bij dit soort onderzoeken? Toch blijft het interessant om te weten dat mannelijkheid scoort. Wij zien ook graag een vrouwelijke premier, maar ja, hoe mannelijk moet ze dan zijn?