Werd je rooms-katholiek opgevoed, dan volgde automatisch een carrière als misdienaar in de kerk. Ook wij ontkwamen niet aan de lange arm van Rome. Onze vader had uiteindelijk maar liefst vijf jongens in de aanbieding! Onze oudste broer Jan nam het misdienaarschap heel serieus en zag het bijna als een roeping. Hij leek soms zelf wel een echte priester en sommeerde ons thuis om de hoogmis in de keuken na te spelen. Hoewel, hij sprak van ‘oefening’ zodat we eenmaal in de kerk geen fouten zouden maken…
Wij als tweede jongen in de rij namen het allemaal niet zo nauw. Wij vonden het vooral een enorm saai spektakel en verloren tijd waarin we liever voetbalden of achter de meiden aan gingen. De treurmarsen als je bij begrafenissen met het loodzware kruis voorop moest lopen, op weg naar het graf. Soms in de stromende regen. Bruiloften daarentegen waren dan wel weer prettig want na afloop drukte de bruid een rijksdaalder en bruidssuikers in je handen. Een hele Rijksdaalder! Daar moest je normaal een hele week vervelende klusjes voor doen. De pastoor ordonneerde vooraf dat al het gekregen geld in de kerkpot moest. Voor de missie, de arme zwarte kindjes. Maar soms keken wij omhoog, sloegen een kruis en lieten het geld gewoon in onze zakken verdwijnen. ‘Nee, mijnheer pastoor, dit keer niets gekregen.’
We hebben een hele trist aan anekdotes overgehouden aan onze tijd als misdienaar. Toch is er een voorval dat nog altijd heel helder op ons netvlies staat. Het was tijdens een hoogmis dat wij dit keer het wierookvat moesten hanteren. Een heel gecompliceerd gedoe want je moest de diverse kettingen van het vat gelijkmatig laten vieren omdat anders het vat met de brandende wierook zou kantelen. Je moest het wierookvat openen en tegelijk de priester de brandede kooltjes aanbieden die hij er dan vervolgens opschepte. De wierook vatte vlam en een heerlijke geur begon de kerk te veroveren. Nu nog het tricky gedeelte: met de kettingen het vat laten sluiten. Was dat eenmaal dicht dan kon de priester het vat gebruiken voor de zwierende zegening. Wij hadden onze dag niet. Een van de kettingen bleef steken en het vat met kooltjes donderde met veel geraas op de marmeren kerkvloer. In een impuls greep ik snel naar de kooltjes, maar die waren inmiddels gloeiendheet geworden. Een welgemeende en harde GVD rolde uit onze mond door de kerk en galmde keihard tegen het koor aan. We kregen een oorvijg en de priester stuurde ons naar de sacristie waar de koster ons opving en snel onze handen onder koud water hield.
Het is de enige en laatste keer dat wij het wierookvat heb mogen hanteren…
Foto: Image by Freepik