Het zal iets later in het jaar geweest zijn dan nu. Ook omdat het toen in maart gewoon nog winters kon zijn. Maar naarmate de dagen lengden, werd Kees, de zoon van Boer Bertus heel populair. Waarom? Omdat je dan kans maakte om mee te mogen, als de koeien uit de stal kwamen.
Verstoppertje
Ik was een keer de gelukkige. We speelden verstoppertje tussen de houten bouwsels op het grote erf. Opeens riep Boer Bertus: ‘Greet, Kees, komen jullie. We gaan de koeien uitlaten.’ Greet was overigens de zus van Kees, die altijd met ons wilde meespelen. Ik liep met ze mee. Daar zag ik al de eerste koeienkop die verbaasd om de hoek van de stal keek en het koeienlijf daarachter meetrok. Koeien zijn normaal gesproken wezens die het fenomeen sjokken als geen ander beheersen. Maar op deze eerste ‘buitendag’ veranderde het koeienlichaam in dat van een sierlijke ballerina. De koe gooide zijn achterlichaam omhoog. Het hoofd schudde de onzichtbare stallucht van zich af. Elke pas was zo vederlicht dat een hazenwindhond er jaloers op zou worden. Koe nummer 2 deed hetzelfde, koe nummer drie ook. Alsof ze dit met elkaar de afgelopen donkere maanden hadden gerepeteerd.
Dansend
Boer Bertus stond bij zijn platte schuit, waar de koeien dansend naartoe liepen. Lichtjes begeleid door Greet, Kees en ik. De koeien kenden de procedure. Zij aan zij schoven ze op de schuit. Boer Bertus wenkte naar ons, wij sprongen ook in de boot. Hij plantte zijn vaarboom in de ondiepe sloot en duwde af. Op weg naar de sappige weiden even verderop.
‘Waar het veldviooltje bloeit, Aan de brede zomen, Van de klare stromen, Waar het stille beekje vloeit, Waar de vette klaver groeit, Lieve koetje! Ga daar vrij, Eet en drink en leef er blij! (Piet Paaltjes)