De koster bij ons in het dorp nam het soms niet zo nauw met Onze Lieve Heer. Ja, wel tijdens de mis. Dan liep hij achter de pastoor of kapelaan. Zwaaiend met zijn wierookvat. Waarschijnlijk worstelend met de gedachte, hoe hij zijn grote roeping heeft kunnen missen: priester worden. Maar ach, het seminarie was te hoog gegrepen. Dus hij werd manusje van alles van de kerk. Zichzelf wegcijferend. Devoot en onvoorwaardelijk. Stel daarbij voor: klokken luiden, het altaar afstoffen, kaarsen aansteken, boekjes klaarleggen, achter de strijkplank, het habijt kreukvrij maken voor mijnheer pastoor.
Stress
Maar dan. De nachtmis. Het kerkelijk hoogtepunt van het jaar. Het was zo ongeveer de enige keer dat gelovigen ongeduldig op de gesloten kerkdeur klopten of ze naar binnen konden. Waarschijnlijk had onze koster duizend dingen aan zijn hoofd, die nog op het laatste moment af moesten. Dus dat geklop werkte stierlijk op zijn zenuwen.
Vloekend en tierend
Vloekend en tierend liep hij op de deur af. ‘Of ze GVD met hun poten van de deur af konden blijven. Want hij bepaalde wel, GVD, wanneer ze naar binnen mochten.’ Ongeveer zo. Weinigen in het dorp die hem konden evenaren in de kunst van het vervloeken van de Almachtige, als iets dwars zat. Schrijver van dit stukje kwam te laat als misdienaar voor de mis en mocht ook eens zo’n woedeaanval over zich heen krijgen.
In de kroeg
Maar dezelfde schrijver kwam hem een aantal jaren later tegen in de kroeg. De koster stond daar, enigszins beschonken, om hem heen een flink aantal toehoorders. Hij vertelde een verhaal. Hij was met de bisschop op reis naar een collega in Zuid-Frankrijk. In het bisschoppelijk paleis aldaar kregen ze een maaltijd voorgeschoteld met lokale delicatessen, zoals slakken en paardenbloembladeren in de sla. Die dis viel de koster nogal zwaar. De volgende dag vroeg de bisschop, waarom hij zo bleekjes zag.
Zijn moment
In de kroeg stopte de koster even zijn verhaal. Dit was zijn moment, ik zag het. Nu stond hij een keer in de belangstelling. Hij moet zich even de pastoor op preekstoel hebben gevoeld, op wie alle ogen waren gericht. Maar de koster overtrof met zijn verhaal de pastoor. : ‘Ik zat de hele nacht op de pot, biddend tot God wanneer het eens op zou houden. Maar mijn gebeden werden niet verhoord. Eerst kropen de slakken een voor een langzaam uit mijn achterste, daarna was het uren pluizen schieten, monseigneur.’
Bij de hemelpoort
Onze koster is niet meer. Mocht je echter zelf aan de hemelpoort komen, en die is gesloten, bons dan niet te hard. Kans is groot dat aan de andere kant onze koster je vloekend en tierend tegemoet komt.