Pauze. Zoals altijd stormden we het schoolplein op, om onze energie kwijt te kunnen. Zal het knikkerseizoen geweest zijn? Was het de tijd dat we massaal voetbalplaatsje ruilden? Geen idee meer. Maar opeens was daar die immense rookkolom, die zich langzaam vanaf de horizon uitspreidde. Binnen tien minuten kolkten grote donkere wolken boven onze speelplaats. In de verte, daar waar de rook zich samenspande, schoten vuurkolommen meters hoog de lucht in. ‘Sikkens staat in de fik. Sikkens staat in de fik,’ riepen we naar elkaar. Dat klopte. Sikkens, dat was de verffabriek, waar vele vaders aan het werk waren.
Kinderlijke breinen
Wat we zagen, was te immens om onze kinderlijke breinen te bevatten. Angst, bezorgdheid, avontuur, opwinding. Gradaties van gevoel gierden door onze lichamen. Een deel van ons stond doodstil en staarde. Een ander deel krioelde juist als een nest verwarde mieren. De bel klonk, in wanorde duwden we onszelf terug naar de lokalen. Daar hoorden we dat we naar huis mochten, waar onze moeders nog gewoon op ons wachtten, omdat ze huisvrouw waren.
Alle vaders zijn heelhuids thuisgekomen.
Sikkens is weer opgebouwd.
Maar deze brand is in ons geheugen nooit geblust.