Even een kleine geschiedenisles. De term ‘woningnood’ werd pas voor het eerst gebruikt na de Tweede Wereldoorlog, in de tijd van de Wederopbouw. Maar in feite begon het woningtekort al in de 19deeeuw met de trek van (vroegere) boeren en buitenlui naar de steden, op zoek naar werk in de fabrieken. Net als nu roken particuliere bouwers hun kans en stampten gehorige, beroerde woninkjes uit de grond voor de zich almaar vermenigvuldigende arbeidspopulatie. In 1901 kwam de Woningwet, waarbij de gemeenten toezicht hielden en gemeentelijke woningcorporaties ontstonden.
Babyboom
Na de oorlog waren veel woningen verwoest en werd er volop gebabyboomd en gerepatrieerd uit de Oost. Onvoldoende woningen dus. Veel gezinnen haalden dan in godsnaam maar een kostganger in huis. Tussen 1945 en 1960 kwamen er veel matige huurwoningen bij, en toch gold in 1962 gold woningnood nog altijd als ‘volksvijand nummer 1’. Begin jaren 60 volgde een inhaalslag onder KVP-minister Pieter Bogaers, die veel liet bijbouwen en ‘onbewoonbaar verklaarde woningen’ liet slopen. In de welvarende jaren 70 leek de rust weergekeerd. Iedereen leek toen betaalbaar te kunnen wonen. En er waren zelfs mensen die graag naar Almere, Purmerend of Hoorn trokken.
Maar woningtekorten zijn iets van alle tijden. Denk maar aan Jan Schaefer in Amsterdam, met zijn befaamde ‘In gelul kun je niet wonen’. (Op zijn verkiezingsaffiche werd dit ‘’In geouwehoer kun je niet wonen’). De kraakbeweging kwam op als protest tegen speculatie en tijdens het koningsoproer in 1980 klonk de kreet: ‘Geen woning, geen kroning’.
‘De nieuwe woningnood’
Met de verzelfstandiging van de woningcorporaties en de liberalisering van de woningmarkt in de jaren 90 begon de ellende. Het bouwen van huurwoningen levert niet veel op, dus er werd te weinig gebouwd. En het vervangen van een huurwoning door een koopwoning was voor iedereen lucratiever, behalve voor huurders. En dan wilden jongeren ook nog eerder het huis uit, groeide de immigratie, enz. En toen kwam wethouder Duco Stadig van Amsterdam met de onvermijdelijke kreet “een nieuwe woningnood”.
Gezellig?
Verwacht wordt dat de ‘woningnood’ tot 2020 alleen maar verder zal oplopen. Vooral starters en ouderen kunnen geen betaalbare woning meer vinden. Een eigen huis is iets voor de gelukkigen die op tijd hebben gekocht. Voor plussers en babyboomers dus. Maar zo schrijnend als in de jaren 50 van de vorige eeuw is het nou ook weer niet. Jongeren blijven gewoon iets langer op hun eigen kamer zitten en kunnen vaak prima met hun ouders overweg. Misschien vindt iedereen het stiekem wel gezellig als het Empty Nest-syndroom op afstand wordt gehouden. En toch, met al dat gehuisjesmelk, AirBnB en de krankzinnige huizenprijzen kun je dit ook weer geen prettige tijd noemen.
Waar is de kraakbeweging toch gebleven?
Vind je dit een leuk bericht? Like dan onze Facebookpagina
Volg ons op Twitter: @FalderNL en mis niets dat elke dag leuk, interessant of tof is.