In de plaats waar ik heel lang op school zat, zag ik Susan. En verrek, dan moest dat Roelof zijn. Susan duwde Roelof voort, voorovergebogen zat hij in zijn rolstoel. Susan was vroeger niet alleen ‘het mooiste meisje van de klas’, maar ook de leukste. En terugblikkend voegde ik er later aan toe: ook de liefste. Want alles in de wereld en in schoollokalen is oneerlijk verdeeld: Susan was ook nog goed in talen en in stereometrie.
Wij polderpubers kwamen niet aan haar kant. Susan vertoefde in een permanente staat van verkering-hebben, maar niet met een van ons, zo behulpzaam was ze nu ook weer niet. Met de woordenschat van nu zeg ik: Susan, daar ging beschikbaarheid van uit. Maar altijd met jongens van twee klassen hoger die rookten. Af en toe zong er een gerucht over een leraar (wat natuurlijk waar was). Tenslotte ging Roelof er met de jackpot vandoor. Ik zag ze nooit meer.
Susan? Roelof! Ja! Rob! Toen we op het terras zaten en de ice-tea gearriveerd was, gaf Roelof aan dat hij naar het toilet wilde. Susan deed zijn colbert uit en zette de rolstoel in de juiste richting. Roelof verliet wielaandrijvend het terras. Zij, zachtjes: ‘Hij wil altijd dat ik bij hem ben, maar naar het toilet dat wil-ie zelf, en dat kan ook. Zolang het gaat’.
Ik vroeg hoeveel jaar ze nu al bij elkaar waren. Susan: ‘Een half jaar’. Ze zag mijn verbazing en ging meteen door. ‘Een half jaar geleden hoorde ik viavia dat het slecht met Roelof ging, dat het niet zo lang meer zou duren. Hij woonde alleen en ik woonde ondertussen ook weer allen, zal ik zo uitleggen. Dus ik heb gezegd: kom maar bij mij, ik heb de ruimte’.
Ze waren vanaf hun studententijd bij elkaar en al heel gauw ook officieel getrouwd. Na twee jaar kregen ze een dochtertje, Rivka, ‘waar wat mee was’. Susan: ‘Na wat maanden merkte ik : hier klopt iets niet. Rivka ging niet zitten, viel steeds om, ze huilde ook wel héel erg vaak’. En na een slok thee: ‘Toen Rivka anderhalf jaar was is ze overleden, in mijn armen, er mankeerde van alles aan haar organen. Het was nog een wonder dat ze überhaupt geboren was’. Ik vond niet zo gauw de juiste woorden dus Susan ging gewoon door, ook al omdat Roelof elk moment terug kon komen. ‘Ons huwelijk was niet tegen het gemis bestand. Een vriend zei: jullie zitten in je eigen wolk van verdriet en de wolken raken elkaar niet’. Susan: ‘Ik ontmoette een andere man, een zakenman waar ik kletsboem gek op werd. Timo. Heel andere wereld. En weetje, Roelof vond het niet eens erg, hij is ook zijn weg gegaan, kwam tenslotte een heel lieve vrouw tegen’. Ik: ‘En toen ben je nog een keer gescheiden?’ ’Nee, Timo kwam om bij een ongeluk met zijn vliegtuigje, drie jaar geleden. Maar hij liet mij goed na. Ik dacht: nooit meer met iemand, laat maar, ik had er vrede mee’.
Daar kwam Roelof weer aan, zigzaggend over het terras. Susan: ‘Een half jaar geleden hoorde ik dat van Roelof. Over zijn ziekte en dat-ie gescheiden was’. Roelof kreeg zijn colbert weer aan. Susan, glimlachend: ‘Dus ja, nu wonen we weer met elkaar. Zoals het toen op school begon. Ik woon in een groot huis en alles is gescheiden. Mooi toch? Je begint met elkaar en je eindigt met elkaar’. Roelof knikte. Ik keek naar Susan. Ze boog naar Roelof en tikte een blaadje van zijn schouder. Natuurlijk was alle broeierigheid verdwenen, maar nog steeds die nuchtere behulpzaamheid. En nog steeds ook de liefste.
(Roelof overleed acht maanden later)
Dit verhaal komt uit de Nagelaten Werken van hoofdredacteur, schrijver en columnist Rob van Vuure.
Foto: Getty